Praktische toepassing plasticiteitstheorie conform EC2
Een lopende Stufib-studiecel
Initiatief: J. Meijdam
Deelnemers: A. van den Bos, A. Bouman, J.W. Dusseldorp, W. Looman, J. Meijdam (voorzitter), M. Schuurman
Mentor Stufib: F. de Beukelaer
Probleemstelling
De (beton)constructeur heeft verschillende manieren / gereedschappen tot zijn beschikking om een constructie te berekenen. Voor een bezwijkanalyse in de UGT kan (of mag?) de constructeur de plasticiteitstheorie gebruiken. Bijvoorbeeld om een economisch ontwerp te maken of de uiterste capaciteit van bestaande constructies te bepalen.
In de praktijk wordt vaak bewust, en soms onbewust de plasticiteitstheorie toegepast. Vaak wordt, bij de modellering van een constructie om diverse redenen een scharnier aangenomen, dit omdat het voor de berekening of het ontwerp beter uit komt. En hierbij rijst dan de vraag of dit toepassen van deze theorie, of meer concreet, het introduceren van scharnieren terecht of onterecht is. De vraag is dan of in sommige gevallen de grenzen van de rotatiecapaciteit niet wordt overschreven, en hiermee een mogelijk gevaarlijke constructie wordt ontworpen.
Resultaat
In een rapport zal worden ingegaan op de inzichten, zoals deze in literatuur wordt gevonden, en hoe de huidige voorschriften hiermee omgaan (EuroCode2). Met verschillende rekenvoorbeelden wordt daarna praktisch invulling gegeven aan de verworven inzichten.
Planning
Afronding in 2021